Artikelen

Stripbladen in de jaren 1950

Kuifje

1946-1993

Het weekblad Kuifje was in de jaren 1950 de top van de stripbladen. Samen met Robbedoes, maar Kuifje stak toch boven de concurrent uit. Kuifje was nèt even serieuzer, nèt even chiquer en zag er net iets beter uit dan Robbedoes. Kuifje was een groot succes in de jaren 1950, toen zich langzamerhand een harde kern van vaste tekenaars had verzameld, die jarenlang de kwaliteit van het blad zou bepalen.
door Rob van Eijck
Stripschrift 406
Stripbladen in de jaren 1950

Tom Poes Weekblad

1946-1951

Tom Poes Weekblad was in mijn jeugd in de tweede helft van de jaren 1950 al tamelijk zeldzaam. Donald Duck, Kuifje, Robbedoes en Sjors zag je volop, maar Tom Poes Weekblad dook maar zelden op. Dat is geen wonder, omdat het al in 1951 stopte met verschijnen en de oplage waarschijnlijk niet erg groot is geweest. Maar de paar nummers die ik er van zag, waren wel imponerend. Er straalde een soort verheven ernst van uit, die bij voorbeeld Donald Duck ten ene male ontbeerde. En er stonden een hoop strips in die ik helemaal niet kende.
door Rob van Eijck
Stripschrift 406
Stripbladen in de jaren 1950

Ketelbinkie Krant

1948-1957

Ketelbinkie Krant/Robs Vrienden was het stripblad van Wim Meuldijk, de man die in later jaren beroemd zou worden met zijn radio- en televisiewerk, met als hoogtepunt de jarenlang lopende serie Pipo de clown. Maar hij begon zijn carrière als striptekenaar. In de oorlogsjaren had hij voor een paar kranten de strip Sneeuwvlok de Eskimo (1942-1944) getekend, waarna hij om die strip heen in 1946 samen Ton van Heusden het tijdschrift Sneeuwvlok opzette, waarvan slechts tien nummers verschenen. Maar twee jaar later zette hij, opnieuw met Ton van Heusden, een tijdschrift op, dat van langere adem is geweest: Ketelbinkie Krant.
door Rob van Eijck
Stripschrift 406
Stripbladen in de jaren 1950

Ons Volkske

1949-1988

Strikt genomen zou je Ons Volkske het oudste van de in de jaren 1950 gangbare stripbladen kunnen noemen, omdat het al in 1932 van start ging. Maar omdat het toen nog geen echt stripblad was en door één tekenaar, Pink (Eugeen Hermans), werd volgetekend, en omdat het blad tot tweemaal toe een flinke onderbreking heeft gekend, kunnen we het beter pas echt in 1949 van start laten gaan, ook al vermeldde het blad toen de 13e jaargang, wat formeel juist was.
door Rob van Eijck
Stripschrift 406
Stripbladen in de jaren 1950

Mickey Magazine

1950-1959

In mijn jeugd was het Belgische stripblad Mickey Magazine geen tijdschrift dat ruim voorhanden was. Je trof ze wel eens aan op rommelmarkten, of er was een schoolvriendje dat een paar exemplaren had. Dat je het blad weinig zag, kwam waarschijnlijk omdat we in Nederland al Donald Duck hadden, zodat Mickey Magazine bij ons niet gemakkelijk een poot aan de grond kreeg.
door Rob van Eijck
Stripschrift 406
Stripbladen in de jaren 1950

Donald Duck

1952-heden

In mijn jeugd las iederéén Donald Duck. De meeste van mijn schoolvriendjes hadden zelf wat exemplaren en de paar jongetjes bij wie strips thuis verboden lectuur vormden, leenden ze stiekem van anderen. Donald Duck was dus algemeen cultuurbezit, zou je kunnen zeggen. En dat is Donald Duck altijd gebleven. Ook nu nog behoort hij tot het cultuurbezit van de Nederlandse jeugd, of beter gezegd van vrijwel alle Nederlanders. Hoe heeft zo'n eenvoudig slripblaadje deze dominante positie weten te veroveren?
door Rob van Eijck
Stripschrift 406
Stripbladen in de jaren 1950

Sjors van de Rebellenclub

1954-1975

Het weekblad Sjors van de Rebellenclub ademde in de jaren 1950 een andere sfeer uit dan Kuifje met zijn realistische avonturen of Robbedoes met zijn humor. In Sjors vond je het knusse, maar ook kneuterige en licht suffige sfeertje terug van het gezinsleven in de jaren 1950. Een beetje spanning, een beetje avontuur, maar vooral niet te veel. Er werden geen werelden opengegooid, alles bleef veilig binnenshuis, rond de gezlnstafel bij de kolenkachel.
door Rob van Eijck
Stripschrift 406
Stripbladen in de jaren 1950

Arend

1955-1966

Het tijdschrift Arend dat in oktober 1955 van start ging, was bijna een kopie van het Engelse stripblad Eagle, dat toen al vijf en een half jaar verscheen. Eagle was opgezet door dominee Marcus Morris, die zich zorgen maakte over de gestage stroom van Amerikaanse comics in Groot-Brittannië na de Tweede Wereldoorlog, veelal van dubieus niveau en dus niet geschikt voor Engelse kindertjes. De Engelse stripbladen van die tijd konden daar weinig tegenover stelten: ze waren gevuld met niet al te best getekende verhaaltjes met een humor van het niveau van bananenschillen en koeienvlaaien. Morris wilde dus een striptijdschrift opzetten van hoge kwaliteit dat ook inhoudelijk de Engelse jeugd kon verheffen.
door Rob van Eijck
Stripschrift 406
Stripbladen in de jaren 1950

Olidin

1957-1963

Olidin is een stripblad dat anders was dan de andere bladen uit de jaren 1950. Het was namelijk gratis. Nu was het niet zo dat je naar de kiosk kon gaan en kon zeggen: 'Doe mij maar een Olidin, en dat je die dan gratis mee kreeg. Olidin was niet voor iedereen gratis, maar alleen voor de selecte leden van de Shell Junior Club. Je kon je lid laten maken door een volwassene die over een auto beschikte en bij Shell tankte. Deze volwassene moest je twee keer per maand je lidmaatschapskaart meegeven en hij of zij kon dan bij het pompstation jouw Olidin ophalen; maar er moest natuurlijk wel eerst even getankt worden.
door Rob van Eijck
Stripschrift 406

Max houdt van het ongerijmde

Ooit haalde Max (Spanje, 1956) zijn undergroundstrips uit Amsterdam. Later groeide hij zelf uit tot één van de belangrijkste tekenaars van de Spaanse 'small press'-scene. Hij werkt in de klare-lijntraditie van grote voorbeelden als Hergé, Joost Swarte en Ever Meulen, maar staat ook in de Catalaanse surrealistische traditie van Dalí en Buñuel. In Nederland kennen we hem alleen van Bardín de surrealist, een uitgave van Oog & Blik uit 2006. Aan een vervolg wordt gewerkt.
door Rik Sanders
Stripschrift 407

Hoedje af voor Ronald Plasterk

Met Ronald Plasterk als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W) had de stripwereld in Nederland eindelijk een bewindsman die de sector een warm hart toedraagt. Dat blijkt niet alleen uit zijn beleidsdaden. Plasterk kent het Nederlands striperfgoed, behoort tot de Pep-generatie en is zelf geen onverdienstelijk tekenaar. Een ruwe vorm van animatie en het maken van strips en cartoons: de inmiddels ex-minister draaide er in zijn jonge jaren zijn hand niet voor om. Zijn favoriete strip? Doonesbury van Garry Trudeau. Stripschrift sprak de minister vlak voordat het kabinet Balkenende IV viel over de kwestie Uruzgan.
door Arco van Os Rik Sanders
Stripschrift 407

Joann Sfar filmt met tekeningen

Joann Sfar was even in Amsterdam voor de Nederlandse première van zijn film Gainsbourg (vie heroïque). 'Ik moet weer weg. We leggen de laatste hand aan de van mijn strip afgeleide animatiefilm De kat van de rabbijn.'
door Erik van der Hoeven
Stripschrift 407

Jan Kruis ontvangt Marten Toonderprijs

Veertig jaar later nadat de lezers van Libelle op 12 december 1970 voor het eerst met Jan, Jans en de kinderen kennis maakten ontving de allereerste Marten Toonderprijs, een oeuvreprijs voor striptekenaars die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de Nederlandse cultuur. Het toenmalige verzoek van hoofdredacteur Peter Middeldorp om een nieuwe Libelle-strip te bedenken was niet meer dan de zoveelste opdracht voor een tekenaar die vooral in de reclame zijn geld verdiende. Hij had er geen flauw idee van dat deze strip zou uitgroeien tot zijn levenswerk.
door Han van Buuren
Stripschrift 407

Charel Cambr?

Coming man in Vlaanderen

Charel Cambré (1968) is één van de rijzende sterren in Vlaanderen. Hij staat in de startblokken om de tekenspinsels van een aantal succesvolle striptekenaars over te nemen. Zijn eigen reeksen Jump en Albert & Co krijgen op dit ogenblik nog de voorkeur. Toch zijn ook Suske en Wiske, Mega Mindy of de nieuwe K3 nooit veraf bij Cambré. Een blik achter zijn schermen.
door Geert van Gheluwe
Stripschrift 407

Jan van der Voo blijft tekenen

Jan van der Voo (Barendrecht, 1938) tekende zijn allereerste stripje voor De Havenloods, een Rotterdams huis-aan-huisblad. In De Metroriet vertelde een aardmannetje in stripvorm over de aanleg van de metrolijn in Rotterdam. Nu, anno 2010, tekent hij nog steeds. In zijn fraaie boerenwoning in het tegen de Duitse grens aan liggende Emmen maakt hij schilderijen en (her)tekent hij sinds enige tijd weer de strip Pipo waarmee hij eind jaren 1960 en medio jaren 1970 ook al succesvol was.
door Teus de Kruijf
Stripschrift 408
Op deze site worden cookies gebruikt, wilt u hiermee akkoord gaan?
Privacy en voorwaarden Accepteer Weiger