Bij al het supersonische gekletter, overgeraffineerd gebrabbel en kapotgestileerd grafisch vakmanschap van tegenwoordig is een simpel mens als ik nog eens blij dat hij een gewoon degelijk album in handen krijgt. Een historische strip waarin niet al te veel wordt gelet op de historische integriteit of opvoedkundige waarde, is een verademing. Deze ongebondenheid geeft de hoofdfiguur trouwens de kans zich te ontplooien en biedt de auteur de gelegenheid een aantal wendingen aan het verhaal te geven die niet per se hoeven te kloppen.
Ocke Ockinga is zo'n verhaal dat zich eenvoudig ontrolt, maar tegelijkertijd kwaliteitsaspecten als rechtlijnigheid, vaart, duidelijkheid en bondigheid hoog in het vaandel voert. Of Gerrit Stapel nu een groot artiest is of niet wil ik in het midden laten. Hij heeft de Friese zaak veel goed gedaan door een periode uit de Friese middeleeuwen te belichten en een held te creëren die ook in het Nederlands overeind blijft staan.
Stapel heeft met deze bundeling van alle krantenstrips een boek afgeleverd in de Marten Toonder-traditie. En het eerste deel van deze vierdelige reeks zet een aantal zelfingenomen grote meneren of wereldberoemdheden-in-de-lage-landen op hun plaats. Jongens, hier wordt getekend en verteld dat het een lieve lust is. Zonder kapsones, zonder drang naar zelfbevestiging of masturbatie. Een eenvoudig, prachtig album. Waar blijven de volgende drie?