Na aanvankelijk nog in de mening verkeerd te hebben dat dit interview een parodie was op de diepte-interviews van Numa Sadoul met Hergé (Entretiens avec Hergé), bekroop me bij lezing van dit nieuwste produkt in het secundaire circuit rond Kuifje langzaam maar zeker het huiveringwekkende gevoel dat dit boekje serieus bedoeld is. Jazeker! Bobbie wordt wel degelijk sprekend opgevoerd, er worden serieuze vragen gesteld en daarover wordt onderling gediscussieerd. Bobbie wordt zelfs gevraagd hoe het voelt om met ecoline bewerkt te worden! Wim Noordhoek schreef het al in 1968: 'Er is geen eind aan Kuifje, maar de absolute gekte waartoe dat kan leiden heeft hij vermoedelijk ook niet overzien.
Het kostte me daarom wel wat moeite om aan dit produkt enkele woorden te wijden. Over het idee en de uitvoering daarvan wil ik het verder absoluut niet hebben. Dus niet over het feit dat totaal over het hoofd wordt gezien dat Kuifje en Bobbie alleen in de oudste albums met elkaar converseren en dat Bobbies latere opmerkingen uitsluitend voor de lezers 'hoorbaar' zijn. Ook niet over de ridicule details die Ariane Valadié aansnijdt en die alleen bij de verstokte Kuifjeliefhebbers bekend kunnen zijn, waar ze elders weer de lezer op kniehoogte toespreekt. Maar goed, dan toch maar een oordeel over de inhoudelijke kant. Valadié kent haar zaakjes over het algemeen voldoende en hartveroverend vind ik het dat ze de intussen zo opgeblazen crisis van Hergé ten tijde van Kuifje in Tibet, waarover ik het in mijn recensie van Thompsons dubbelbiografie nog had in Stripschrift 264 (pagina 40), door Bobbie laat relativeren tot zijn 'overspel' met Fanny (pagina 111-112). Uitermate irritant wordt Valadié als ze met haar eigen kennis begint te strooien. Zo gebruikt ze op een gegeven moment de term 'didascalia' en legt die aan Bobbie uit (pagina 100: 'didascalia zijn regie-aanwijzingen die in de toneelwereld worden gebruikt'). Dat moet trouwens wel een heel specifieke (of foute?) toepassing van deze term zijn, want Van Dale en de Winkier Prins geven eensgezind een heel andere betekenisomschrijving. Elders gebruikt ze de term 'antonomasia' (pagina 106: 'Een antonomasia. Dat is een retorische figuur waarbij een eigennaam wordt gebruikt in de plaats van een soortnaam of omgekeerd'). Deze term betekent echter wat anders dan de door Valadié gegeven betekenis, iets waar de doorsneelezer niet achter komt (het woord komt niet eens in Van Dale voor) en Bobbie al helemaal niet. Wat ze bedoelt is een eponiem. Tot zover Valadié, die vermoedelijk - ik ken het origineel niet - ook verantwoordelijk gesteld moet worden voor Bobbies opmerking dat Tryfonius Zonnebloem beter 'Tefal Zonnebloem' had kunnen heten (pagina 71). Wat zou ze daarmee bedoelen?
Over het algemeen is de Nederlandse vertaling van Priscilla van Zoest zeer behoorlijk. Toch wreekt zich, net zoals bij de dubbelbiografie van Harry Thompson, ook hier een gebrek aan kennis ten aanzien van de verschillen tussen de Franse en Nederlandstalige Kuifjealbums. Dat begint meteen al in het Woord vooraf waar de hospita van Kuifje Pinson wordt genoemd (pagina 5) in plaats van Vink. Bij de citaten heeft Van Zoest niet de recentste albumuitgaven gebruikten, waardoor enkele merkwaardigheden zijn ontstaan. Zo heeft zij het over professor Halambiek (pagina 124) en de Janssen Brothers (pagina 120), die toevallig weer wèl in de recentste vertalingen voorkomen, maar die ze uit de Franse tekst moet hebben. De drukken, die Van Zoest namelijk zelf gebruikt, hanteren nog professor Spiritus en de gebroeders Janssen. Verder doet zich in de vertaling, net zoals bij mijn recensie van Thompsons dubbelbiografie, ook weer het probleem van de naam Tchang Tchong Ren in plaats van Jen voor (pagina 114). Ik moet daar een andere keer maar eens op terugkomen, maar het lijkt er voorlopig op dat Ren een recente spellingsaanpassing is van de naam van de persoon die model stond voor de stripfiguur Tchang Tchong Jen. Dit is overigens nog geen rechtvaardiging, want dan had het altijd nog Zhang Zhong Ren moeten zijn. Nog wat anders: op pagina 27 zegt Valadié tegen Bobbie: 'Weet u trouwens dat er hele serieuze mensen zijn die in de Avonturen meer dan honderd aanvallen op uw staart geteld hebben?' Dat weet Bobbie niet en het lijkt me trouwens erg veel: meer dan vier per album. Wie en hoeveel personen zo slecht kunnen rekenen weet ik ook niet, maar wat ik wel en Valadié niet weet is dat Jeroen Brouwers in het maartnummer van de Avenue in 1970 een 'Overzicht aangaande de martelingen die men Bobby (sic), de witte hond van de beroemde reporter Kuifje, heeft aangedaan' heeft gepubliceerd (herdrukt in Verhaal nog es wat onder redactie van Wim Hazeu (Antwerpen enz. 1973, pagina 79-95). Oké, dat is maar 'n weetje, maar het past wel bij het snob-appeal van dit soort onzin. Nog een slotopmerking: het boekje is heel origineel uitgevoerd met een Suske en Wiske-cover (om zoveel mogelijk lezers te bereiken?) en in de door de uitgever vast voorziene herdruk dienen wel de foute cursiveringen op pagina's 67, 81 en 127 verbeterd te worden.