Vanaf augustus 1951 verscheen in het Vlaamse dagblad Nieuws van den Dag een stripverhaal van Bob de Moor, waarin de avonturen worden verteld van Nonkel Zigomar, Snoe en Snolleke. De Moor was net verhuisd naar Hergé, werkte voor het weekblad Kuifje en wilde een nieuwe wending aan zijn teken- en schrijfcarrière geven. Het werd zo'n typisch Vlaams produkt met veel aandacht voor de schematische tekenstijl, de losse familiale verbanden en de verstrengeling van humor en avontuur. Met deze reeks stak De Moor destijds zijn collega's Vandersteen en Sleen naar de kroon. Zelf vond hij Nonkel Zigomar een even grote potsenmaker als Lambiek; waarvan akte.
Sinds een paar jaren verschijnt deze reeks bij Casterman en Standaard. Om commerciële redenen, want wat moeten die luitjes in de Noordelijke Nederlanden nu aan met namen als Snoe en Snolleke, is de serie onder nieuwe namen van start gegaan. Johan, Stefan en Oom Watje maken nu de meest fantastische avonturen mee. In voorliggend achtste deel uit de reeks van vijftien, verschenen in de krant van oktober 1953 tot en met januari 1954, raken onze drie helden verwikkeld in een Chinese affaire.
Aangemoedigd door de solo-zeereis van een landgenoot, stelt Oom Watje voor een zeilboot te kopen bij een Chinese antiquaar. Deze ziet in de wereldreis van de drie een mogelijkheid om een oude Chinese vriend uit handen te houden van de Chinese bende van de Zwarte Draak. Telkens weer trachten de bendeleden de Chinese wijsgeer te grazen te nemen, maar Johan, Stefan en Watje staan hun mannetje. Eind goed, al goed.
Ook in 1993 boeit deze strip. Dat tijdloze karakter is het kenmerk van mensen als Hergé, Vandersteen en De Moor. Het taalgebruik is wat aangepast, maar de humor en de luchthartige spanning staan garant voor een heerlijke ontspanning