Ik was verbluft toen ik begin jaren negentig de autobiografische strip The spiral cage van Al Davison las. Anno 2009 ben ik dat nog steeds, want het is echt een geweldige grafische roman, een voorloper in zijn soort. Toch knaagt er iets. Iets dat ik niet snap van Nederlandse stripuitgevers. Het lijkt een trend om stokoude stripromans eindelijk eens een vertaling te gunnen: denk bij voorbeeld aan It's a good life if you don't weaken (Seth), The jew of New York (Katchor), pas nog Autoroute du soleil (Baru) en nu dus het albumdebuut van Davison. Mind you: The spiral cage beleefde in 1988 zijn eerste druk. Dat is eenentwintig jaar geleden. Een-en-twin-tig jaar! Davison had de pech dat zijn toenmalige uitgever (Renegade Press) op de fles ging, maar gelukkig wilde Titan Books al in 1990 een uitgebreidere versie uitgeven - goeddeels het boek dat nu ook in het Nederlands verschijnt. Prachtig voor hen die het werk van Davison nog niet kennen, want dat is echt een gemis. Maar waarom moest het zo lang wachten?
avison (Newcastle, 1960) is geboren met de spierziekte spina bifida, waardoor hij vanaf zijn middel goeddeels was verlamd. Hoewel de doktoren zijn ouders een abortus adviseerden, Al zelf lange tijd totaal niet kon lopen en hij er de rest van zijn leven mee is gepest, leest De spiralen kooi niet als een zielig boek. Integendeel, Davison toont op overtuigende wijze zijn strijdbaarheid. Hij overwint de ergste vormen van zijn ziekte, ontwikkelt zich als kunstenaar, verrijkt zijn leven met karate en boeddhisme, en ontmoet de vrouw van zijn dromen. Ik vertel dit nu heel chronologisch, maar het interessante aan Davison is dat hij heel springerig en gefragmenteerd te werk gaan. Elke fase uit zijn eigen leven lijkt bovendien een eigen tekenstijl te hebben. Davison tekent soms feilloos realistisch, dan weer draaft hij door in arceringen, maar het kan ook zijn dat hij een beetje karikaturaal (zijn kindertijd) of bijkans abstract (zijn dromen) tekent. Bovendien heeft hij op verschillende plekken ruwe schetsen (soms zelfs gemaakt met zijn linkerhand, of vlak nadat hij tijdelijk blind was geworden) opgenomen middenin het verhaal. Nee, Davison verveelt niet gauw zichzelf en ook zijn lezer niet.
Dit boek is zeker niet primair een stijlexperiment, al was het maar omdat Davison een belangwekkende boodschap heeft die hij met de hele wereld wil delen. Dat doet hij intelligent. Over kanker mag je sinds het boek van zwemmer Maarten van der Weijden eigenlijk niet meer zeggen dat je er door te vechten overheen bent gekomen, maar voor spina bifida geldt dat zeer zeker wel. Davison laat dat treffend zien, in een verhaal dat emotioneert en kracht geeft. Ook is hij bij vlagen heel filosofisch. Zo analyseert hij zelfs het soort boek dat hij maakt: 'Een autobiografie is een gek ding. Je begint gebeurtenissen vast te leggen en het vastleggen wordt zelf een gebeurtenis. Waardoor de blik op die vroegere gebeurtenissen, en je leven zelf, verandert.' Het knappe van Al Davison is dat hij je kijk op gehandicapten verandert. Een urgent boek, zelfs na eenentwintig jaar.