Van Joseph Joffo's autobiografische roman Een zakje knikkers zijn wereldwijd ruim 25 miljoen exemplaren verkocht. In zijn roman uit 1973 tekende de nu 81-jarige Franse schrijver zijn herinneringen op als jonge jood tijdens de Duitse bezetting van Frankrijk in de periode 1940-1945. Naast een verfilming (1975) door Jacques Doillon en een eerdere verstripping door Alain Bouton en Marc Malès in 1989 is nu bij uitgeverij Daedalus het eerste deel van de versie van Vincent Bailly (tekeningen en inkleuring) en Kris (scenario) verschenen. Een zakje knikkers vangt aan in september 1941 in Parijs wanneer de antijoodse maatregelen van de bezetter en het collaborerende Vichy-regime steeds rigoureuzer worden. De titel van het verhaal is ontleend aan het feit dat een schoolgenoot van de hoofdpersonen, de broertjes Joseph en Maurice, de gele jodenster van Joseph zo stoer vindt dat hij deze wil ruilen voor een zakje knikkers. De vader van Maurice en Joseph, een ondernemer met een bloeiende kapperszaak, geeft zijn kinderen de opdracht om vanuit Parijs naar Menton, nabij de Italiaanse grens, te reizen. Daar, in het nog vrije Frankrijk, wonen hun oudere broers. Met vijfduizend Franse francs op zak en de belofte dat hun ouders weldra zullen volgen, beginnen de jongens aan hun lange tocht. Een zakje knikkers vertelt hoe kinderen onder druk van omstandigheden snel volwassen worden. Scenarist Kris heeft van Een zakje knikkers een boeiend en aangrijpend verhaal gemaakt, waarbij de gevoelige aquareltekeningen van Bailly naadloos aansluiten.