De vroege jaren, mede mogelijk gemaakt door de gemeente Den Haag, draait om de periode 1881-1883 en geeft een doorwrocht beeld van de eerste pogingen van Vincent van Gogh om zich als kunstenaar te ontwikkelen. Na te zijn afgewezen door zijn nicht Kee (en haar familie) besluit hij om zich in Den Haag te vestigen om daar een carrière als schilder op te bouwen. Zijn neef, de bekende schilder Anton Mauve, is bereid hem te helpen en introduceert Van Gogh bij een aantal collega-schilders van de Haagse School onder wie Breitner, Maris, Weissenbruch en Blommers. Mauve trekt echter al spoedig zijn handen van de in zijn ogen eigenwijze, onverzorgde en eeuwig in geldzorgen verkerende Vincent af. Vooral nadat deze een verhouding aangaat met de zwangere prostituee Sien Hoornik. Geld van zijn broer Theo, bedoeld voor Vincents onderhoud, gaat voor een groot deel op aan Sien en haar familie. In augustus 1883 bereikt de verstandhouding met zijn broer, die het zat is een compleet gezin te moeten onderhouden, een dieptepunt. Vincent vertrekt, alleen, naar Drenthe op zoek naar inspiratie en vrijheid. Schilder en illustrator Teun Berserik heeft zich, gezien de literatuurlijst in het boek, gedegen gedocumenteerd over deze periode uit het leven van Van Gogh. En het resultaat is ernaar. In mooie, verzorgde tekeningen geeft hij treffend de wilskracht weer van de beginnende schilder, zijn verwoede pogingen een eigen stijl te ontwikkelen, en de eerste tekenen van zijn geestelijke aftakeling. De vroege jaren is eerder als serie gepubliceerd door de krant Den Haag Centraal onder de titel Van Gogh in Den Haag.