Sinds de jaren zestig voerde de Rode Khmer, onder leiding van Pol Pot en met steun van het communistische Noord-Vietnam, een guerilla tegen de Cambodjaanse Khmerrepubliek van prins Sihanouk. Het succes kwam begin jaren zeventig. Sihanouk was begin 1970 afgezet door de pro-Amerikaanse generaal Lon Nol. De Verenigde Staten bombardeerden Cambodja en vielen het land binnen om de Vietcong te bestrijden. De plattelandsbevolking werd in de armen van Pol Pot gedreven. Die greep die in april 1975 de macht en vestigde een ongekend wreed schrikbewind. Meteen deporteerde de Rode Khmer de stadsbevolking naar dorpsgemeenschappen. Eigendom werd afgeschaft, bezit onteigend. Families raakten ontworteld en gescheiden. Naar schatting een kwart van de toenmalige bevolking heeft de krap vierjarige dictatuur van Pol Pot niet overleefd. Wie oud genoeg is geworden om zich de jaren 1975-1979 te herinneren, heeft een litteken in zijn geheugen. Séra (1961) is een van hen. Zijn album Rode Khmer, waaraan hij eind jaren tachtig en begin jaren negentig begon te werken, is een expressief getekende, grauwe herinnering aan de machtsgreep van de Rode Khmer en de val van Phnom Penh. Het is geen autobiografie, zegt Séra. Hij gebruikt zijn kennis van het land, zijn herinneringen om een realistisch maar fictief verhaal te vertellen: het verhaal van soldaat Snoul. Rode Khmer - de oorspronkelijke titel Impasse et Rouge brengt de kanteling van de macht veel preciezer tot uitdrukking - bevat weinig tekst (die trouwens in slecht Nederlands is vertaald). Het mooi uitgegeven album is een caleidoscopisch bombardement van geladen beelden vol vervreemding. Ongemakkelijk en indrukwekkend.