In een parallelle wereld wordt een strijd geleverd om het leiderschap van een stadstaat. Een deserteur uit het burgerleger, officieel doodverklaard, die aan de buitengrenzen van het rijk aan de zijde van militante barbaren heeft mee geknokt, duikt onder een andere naam op om een voor hem nog onbekende klus te klaren. Hij tracht als toeschouwer greep te krijgen op de vetes die antagonisten van divers pluimage met elkaar uitvechten. Onweerstaanbaar wordt hij naar de kern van de machtsstrijd getrokken. Daar geeft hij blijk te beschikken over een grote overlevingsdrang. Instinctief en opportunistisch zoekt hij na een reeks aanslagen op zijn welzijn de zijde van een humanoïde feministische groepering. Het in semi-realistische stijl getekende verhaal gaat uit van de duistere kant van de mens. Er gloort voorlopig geen greintje hoop. Slechts dood en verderf bepalen de norm. De wijze waarop de tekenaar omgaat met de invulling van de pagina's is opvallend; hij benut de kaders op een frisse en experimentele manier. De duistere sfeer van het verhaal wordt door de sombere inkleuring extra aangezet. Zowel de tekenaar als de scenarist zijn in Nederland relatief onbekend. Obion heeft zich met name onderscheiden in de verstripte gedichten van Victor Hugo en Charles Baudelaire (Les Fleurs du Mal) in de reeks Poèrnes et conte de '..', vertaald en uitgegeven bij Atlas, terwijl Kris heeft meegewerkt aan eenzelfde project over de chansons van Jacques Dutronc (Chansons de Dutronc en 60). De inspiratie voor het thema lijkt te zijn gevonden in het fantasy-werk van onder meer Terry Goodkind en Ted Williams. Naar vorm en inhoud is dit een puik debuut.